De weten-schap over hoog-begaafd-heid

'Het label voorbij'

Kinderen en jongeren labelen als ‘hoogbegaafd’ leidt tot misverstanden en is strijdig met actuele psychologische inzichten. 

De psychologische diversiteit onder ‘hoogbegaafden’ is indrukwekkender dan de overeenstemming en er is onvoldoende empirische steun voor ‘hoogbegaafdheid’ als afzonderlijke categorie. 

Feitelijk is het (nog) onduidelijk wat ’hoogbegaafdheid’ precies is en identificatie van ’hoogbegaafdheid’ door een intelligentietest alleen is niet mogelijk. Met deze stellingen willen we onderzoek naar ‘hoogbegaafdheid’ niet ontmoedigen, maar veel meer de nodige ruimte geven. 

We blijven voorstanders van het gebruik van een aangepast (leerstof)aanbod. Het stoppen met het labelen biedt wellicht meer kansen voor kinderen die op cognitief gebied sterk afwijken van het gemiddelde in hun directe omgeving, groep of klas. 

Wij richten de aandacht niet op een statisch label (‘hoogbegaafdheid’), maar accentueren het psychologisch proces, waarin kinderen hun vermogen en talent kunnen ontwikkelen naar een expertniveau. Dit door adequate stimulering en de actieve inspanning van deze kinderen zelf.

Bron: Wetenschap | Published: 01 July 2011, volume 3, pages 32–37, (2011)

Meer lezen?
Klik hier hier en ga naar het (betaalde) artikel.

'De ontwikkeling van HB en schoolse kenmerken'

Aanwijzingen voor specifieke motivationele en leerproblemen van meer- of hoogbegaafde leerlingen in het Nederlandse onderwijs zijn vooral kwalitatief van aard. 

Recentelijk zijn enkele resultaten van kwantitatief longitudinaal onderzoek beschikbaar gekomen. In een eerste grootschalig onderzoek blijkt dat hoogbegaafde leerlingen in de eerste jaren van het basisonderwijs negatieve sociaal-emotionele en cognitieve invloeden kunnen ervaren vanwege ‘beperkende’ kenmerken in hun schoolsituatie.

In een tweede kleinschalig onderzoek komt naar voren dat hoogbegaafde leerlingen zowel in het basisonderwijs als bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs positieve effecten kunnen ervaren vanuit hun thuissituatie; daarentegen kunnen zij negatieve effecten ondervinden van voor hen speciaal ontworpen leerarrangementen (‘plusklassen’). 

De onderzoeksresultaten leiden tot aanbevelingen ter systematische verbetering van de Nederlandse onderwijspraktijk.

Literatuur:

Driessen, G., Mooij, T., & Doesborgh, J. (2007). Hoogbegaafdheid van leerlingen in het primair onderwijs: Ontwikkelingen en samenhangen met kenmerken van thuis, de groep en de school. Nijmegen: Radboud Universiteit, its.

Bron: Artikelen | Published: December 2007 volume 28, pages 167–172, (2007)

'De relatie tussen HB en leerstijl'

De relatie tussen hoogbegaafdheid en een visueel ruimtelijke of verbale leerstijl is niet duidelijk. Dit onderzoek trachtte dit hiaat in kennis op te vullen. De onderzoeksvraag hierbij was: “Verschillen hoogbegaafde kinderen ten opzichte van niet hoogbegaafde kinderen op het gebied van visueel ruimtelijk en verbaal leren?” 

De hypothesen waren dat hoogbegaafde kinderen hoger scoren op zowel visueel ruimtelijk als verbaal leren dan niet hoogbegaafde kinderen, dat hoogbegaafde en niet hoogbegaafde jongens meer visueel ruimtelijk leren en dat hoogbegaafde en niet hoogbegaafde meisjes meer verbaal leren.

Er participeerden 123 Nederlandse kinderen, waaronder 53 hoogbegaafde kinderen en 70 niet hoogbegaafde kinderen, van zes tot en met tien jaar oud. De kinderen hebben de AWMA, de TCT-DP en vier subtests van de WISC-III afgelegd. 

De data werden geanalyseerd met de 'factorial between groups analysis of variance ANOVA' en een t-toets. 

Hieruit bleek dat hoogbegaafde kinderen hoger scoorden op zowel het verwerken van visueel ruimtelijke (ω² = .04) als verbale informatie (ω² = .06) dan niet hoogbegaafde kinderen.

Hoogbegaafde en niet hoogbegaafde jongens scoorden hoger op het verwerken van visueel ruimtelijke informatie dan hoogbegaafde en niet hoogbegaafde meisjes (ω² =.03). 

Hoogbegaafde en niet hoogbegaafde meisjes scoorden echter niet hoger dan hoogbegaafde en niet hoogbegaafde jongens op verbale informatie. Het belang van opheldering van de relatie tussen hoogbegaafdheid en leerstijl is groot. Er is meer onderzoek nodig, zodat op een adequate manier aangesloten kan worden bij de individuele leerbehoeften van hoogbegaafde kinderen.

'Samen-werking tussen wetenschap en praktijk om het onderwijs aan (hoog)-begaafde leerlingen te verbeteren'

(Hoog)begaafdheid is een onderwerp waar de laatste tijd steeds meer aandacht voor is. 

Maar klopt het beeld van (hoog)begaafdheid dat in de media wordt geschetst eigenlijk wel? 

Is het realiteit of juist beeldvorming dat er veelal vanuit een problematiserend perspectief wordt geschreven? 

Hoe komt het dat opvattingen over hoogbegaafdheid zo van elkaar verschillen?

Wat is er vanuit de internationale wetenschappelijke literatuur bekend over passend onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen en hoe kan die informatie bij een breed Nederlands publiek terechtkomen? 

Om deze vragen goed te kunnen beantwoorden is het nodig om wetenschap en praktijk meer samen te brengen.

Bron: https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/241680/241680.pdf?sequence=1

'HB-ers; een benadeelde groep?'

Schoolreformen, uitbreiding van de leerplicht, toelating op ruimere schaal tot middelbaar onderwijs en universiteit het zijn allemaal pogingen het onderwijs te democratiseren, om 'iedereen gelijke kansen te geven'.

 'Gelijke kansen' werden en worden daarbij vaak geïnterpreteerd als 'iedereen is gelijk' of 'er zijn geen verschillen'.

Het onderwijsklimaat en het onderwijsbeleid dat dit vermeende democratiseringsbeginsel als richtsnoer hadden, hebben echter eerder bijgedragen tot nivellering en vervlakking, dan dat ze bijdroegen tot de realisering van de centrale beleidsdoelstelling van de huidige onderwijspolitiek.

 Deze kan als volgt beknopt worden omschreven: Er wordt naar gestreefd om kinderen en adolescenten die opleidingskansen in school een beroep te geven die overeenkomen met hun begaafdheid. Dat wil zeggen ze in staat te stellen hun beste prestaties te leveren, waardoor ze voor de samenleving het meest van nut zullen zijn.

Hierin komt de verwachting tot uitdrukking dat iedereen die zich kan ontwikkelen, overeenkomstig zijn capaciteiten, ook gelukkig zal zijn en zo voor de maatschappij het meest van nut. 

Dit ideaal zou misschien te verwezenlijken zijn, als deze 'optimale ontwikkelingskansen voor iedereen' in de praktijk werkelijk geboden werden.

Bron: https://pedagogischestudien.nl/issue/view/1037

©Auteursrecht. Alle rechten voorbehouden aan Mandy Roelvink.

We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden

Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.